Nele Schrijft: De tiende van de tiende.

DE AVOND

Sarah zou vanavond haar eenzaamheid doden met een jongen genaamd Jeroen. Jaar of 23, blond, schijnbaar een scubadiver, althans zo luidde zijn profiel. Hij zou vanavond een ongefilterde brunette ontmoeten, die wel eens een citytrip of een hihihi gezellig avondje met vriendinnen en cocktails en al dat soort vruchtbaar tijdverdrijf wist te smaken. Naar eigen zeggen een goedlachse dame, zoals dat wel eens in damesbladen van twijfelachtig allooi werd vermeld.

Topplan. Topavond. Nog 3 uur erdoorheen kletsen en de goede afloop zou ten laatste omstreeks middernacht met iets stomends, iets onvervalst oppervlakkigs en spijtgenererends eindigen.
Negen uur, Wolmarkt. Was het nu etiquettegewijs verantwoord 5 minuten te laat op een afspraak zonder voorbedachte rade, zonder voorbedachte zin te komen? Noch vandaag, noch op een andere dag zou Jeroen het antwoord te weten komen. Er zat al best wat volk aan te dringen bij de cafédeuren, het bier zou binnen enige tijd de deur, de vloer, de zolen van ieders voeten besmetten met zijn plakkerige teergeur. Was ze wel echt? Was het wel de bedoeling dat hij vanavond überhaupt iemand zou ontmoeten? Een stuk pluimdier begon in zijn keel te kakelen, te stuiptrekken bij de gedachte aan een gefaalde avond.

Wat Jeroen niet wist, is dat Sarah op dat eigenste moment een andere jongen aan het dumpen was, zo ongeveer van je ‘het is beter dat we vrienden blijven, zullen we, waarom niet, ik zie je echt nog graag maar op een andere manier blablabla’. Het soort ‘de bons’ krijgen, dat je niet meteen zou associëren met een zaterdagavond. De zomer bijt. Snijdt door je huid, maar och we zijn jong, dit is niet onze laatste bestemming.
Fietsen. Beauduinstraat. Weeshuis. Optiek Van Lint. Beauduinstraat deel 2. Het Gouden Draadje. Wolmarkt.
Het meest pluimerige wezen dat ooit geleefd heeft was zich op dat moment aan het ontvellen in Jeroens keel. Wie niet elke dag zijn eeltvel uit de kast haalt, durft al eens blaren krijgen.
Oogcontact.

Ben jij? Ah ja hej salut, hoe iest? Keigoe ik heb eigenlijk een baaldag gehad dus laten we… ja is goed ik ken iets leuk hier. OK.

Ken je dat gevoel dat je Café Het Wiel binnenstapt? Zo de eerste keer. Je kent iedereen en toch niemand. Je draait je in bochten en krijgt het benauwd. Overal. Als je geluk hebt, zie je Xandy. Of Sergio, of in het allerbeste geval allebei. In het slechtste geval Pico. Het leven is aan de gelukkigen.

Waar is de tijd dat luitjes in de twintig hun vlam opraapten op de foor? De glorierijke dancing ‘De Ster’? Samen sigaartjes of safkes paffen buiten, binnen wat tegelplakken, nadien wat ander soort van klef gedoe. Het Wiel doet zijn best, maar heeft grote competitie met het verleden. En met zijn buren. De parochie op een meter van zijn gevel brengt aparte gevoelens naar boven, maar den Aflaat is zonder twijfel ook een waardige tegenpartij. Paternosters door je vingers laten glijden terwijl je in haar ogen verdrinkt… Wie denkt dat die heiligenbeelden op de vensterbanken van den Aflaat zuiver van geest zijn, heeft het bij het verkeerde eind. De taferelen die men bij Suikerrock op deze paar vierkante meter mag genieten, prikkelen je ziekste verbeeldingskracht. Een gitaar, wat knappe koorknapen erbij, en het spel is op gang gezet.

Terug naar de bierlucht van ons lieftallige café Het Wiel. Bij deze en vele andere overpijnzingen, wist Jeroen zijn hoofd attent bij de zaak te houden. Gratis vrouwvertier vanavond. Binnen handbereik. Tenminste als alles volgens plan zou verlopen.

Daar bleek het even te stokken. Ze namen plaats aan een tafeltje rechts achteraan. Schimmig licht. Grappig genoeg viel hem plots de gedachte binnen aan een vrolijk jeugdtrauma. Eens wisten Samson en Gert hem ziekelijk aan te steken met iets rockerigs, bandana’s op het hoofd, mist in een donkere zaal. Handpoppenmuziek voor gevorderden. Het deuntje zou zijn hoofd nooit meer verlaten, en al helemaal niet op gespannen momenten als deze. Hij glimlachte en hing zijn jas op aan de stoel.
“Kom jij hier wel vaker?”
“Niet elke week. Als ik met kameraden afspreek”
“Dus geen stamgast?”
“Neen. Ik ben niemands stamgast. Enkel die van mezelf”
“Dat klinkt alsof je het uit een film hebt gehaald”
“Jij ZIET eruit alsof je uit een film bent gehaald”. Hij haalde zijn liefste lachje van stal en wist dat dit een prima zet was.
“Dat lieg je”
“Ik lieg dikwijls, maar niet vanavond”
“Goed dan, vertel me eens wat je zoal bij elkaar gelogen hebt, toen we met elkaar spraken online?”
Dat ik radioactieve zwijnen heb. Een afstammeling ben van Vespasianus. De zoon van Katrien Partyka.”
“Je bloedde daarnet even uit je neus, weet je dat?”
“Wat, bloed?” en hij wreef het vuile goedje over zijn lijkbleke gezicht.
“Zakdoekje?” Ze was hem voor. De zakdoekjes rolden uit haar nepleren sjakosj.
“Dankje.” Hij maakte zich schoon en snoof beschaamd. “En wat heb jij me dan voorgelogen?”
“Dat ik een blanco blad ben.”
“Je bent het mooiste blanco blad dat ik ooit heb gezien”.

PAUZE – CHRIS NEEMT OVER

“Ik ben blanco omdat dat de mooiste hoedanigheid waarin ik me kan bevinden. Ik leef, maar ik zweef eerder. Ik adem, maar ik hort en stoot als een stotterende brilkikker door de brei van dit leven. Ik ben een vlieger die wordt opgeslorpt door de storm”
“Dat klinkt wel erg naargeestig. Wat is er gaande?” Hij duwde zijn stoel een eindje naar achteren en balanceerde op de achterste poten. Mijn God wat is ze mooi als ze droevig is.
“Ik ben, laat ons zeggen, meestal eerder creatief wanneer het op relaties aankomt.”
“Creatief klinkt niet meteen verkeerd. Ik ben voorbereid.”
“Voorbereid? Hoe kun je je voorbereiden op iets waarvan je niet weet waarop je je voorbereiden moet? Zeveraar.” Eindelijk een opgeheven mondhoek, een glinstering in haar zachte ogen. Ze wist waar ze heen wilde. Heerlijk. Hij antwoordde haar met een knipoog, zo een jongensachtige die je doet blozen als een kriekje.
“Iets drinken? Anders knikkeren ze ons buiten.”
“Heb niet zoveel gegeten, een hamburger zonder brood.”
“Perfect, ik ook niet. Een cadulleke of een boerke?”
“Een mazoutje”
Bestaat er zoiets als een moment waarop je met zekerheid kunt zeggen dat iemand je niet zal teleurstellen? Dat je met iemand langer dan 2 minuten op een bouchcammaré kunt zitten zonder over hem of haar heen te kotsen? Dat je met z’n tweetjes op een trotinette de Ring van Tienen overleefd zonder in ruzie uit te barsten? Waarom zouden we die onzekerheid zomaar in iemands handen leggen, die je tot 6 maanden geleden nog zou zijn voorbijgelopen zonder er enige blik mee uit te wisselen? Garandeert één avond cafévertier een vertrouwen waarop je je diepste zielenkrochten kunt loslaten? Kim De Gelder was ooit vast ook een prima kerel.
“Hier zijn we dan.” Colabiermorsel strooit zich over het tafeltje.
Die Pipi Langkous T-Shirt stond haar verrukkelijk. Niemand zou hiermee wegkomen. Absoluut niemand behalve een Venetiaans blonde Tiense Godin. Zij.
“Is het nu de bedoeling dat we smalltalken tot een uur of 10? Ik ben dol op je scubadivingverhalen, maar niet langer dan twintig minuten.”
“Ik apprecieer je directheid.”
“Zou het zinvoller zijn deze gesprekswending in de richting van het perineum te laten draaien?”
“Persoonlijk ben ik eerder van ingeving dat “pijpenonderbroeken” het beter zouden doen.”
“Waarom zitten we hier?”
“We zijn ervan uitgegaan dat een foto ons alles zou vertellen. Alles over onszelf, onze dromen, onze nachtmerries. En dat onze dromen elkaar ergens zouden ontmoeten. Zo ergens tussen ijskoude en helrode hitte. Waar bevinden we ons op dit moment? Volgens jou?” Ze keek verlegen weg.
“Het is zo ergens tussen Jean-Pierre Van Rossemsiaanse geilheid en Kabouter Luise onschuld.”
“Je leest teveel.”
“Dat zei mijn moeder onlangs ook. Ze vindt dat ik er maar wat op los lummel. Dat ik te naïef ben voor deze wereld, en dat ik weldra in de Sacreasgang zal wonen, tussen de klaplopers en associalen van deze wereld. Het is vreemd dat teveel lezen daarvan de oorzaak zou kunnen zijn.”
“Mijn tante Loes was hetzelfde lot beschoren. Ze las dagen door stationsromannetjes, het is haar niet goed bekomen.”
“Dat klinkt als een verhaal dat vertellenswaardig is.”
“Ze had een kat of 98. Elke zondag ging ze eten voor die beesten halen in de Delhaize. Een weldoenster, zo dacht ze tenminste over zichzelf. Maar het was het perfecte alibi voor warenontvreemding, om het zo aardig te zeggen. Ze stapelde honderden blikjes kattenvoer in een winkelkar, en verstopte in het midden dure Delhaize pomponnetjessoep van €5 per 500 ml, kaviaar, kousen van DIM, alles waar een normale mens geen geld aan zou uitgeven. Geen kassierster die er aan dacht om de gehele inhoud van die kar van onder naar boven te controleren. Op een dag werd ze wakker en lagen alle katten dood, verspreid over het hele huis. Vervallen kattenvoer, ongeveer een jaar of tien. Ze had gelezen dat dierenliefde krachtiger was dan mensenliefde en dat deze zelfs over de dood heen nog gevoeld kon worden. Drie dagen later trof de politie haar aan in haar bed, tabletten op de vloer. Voor eeuwig in de plaats waar de zon niet meer scheen. Lezen doodt.”
“Kom je wel eens in de Kringwinkel? Fijne existentialistische literatuur hebben ze daar. Allez, in het Frans. Maar je zou er je levensvreugde wel terugvinden.”
“Ik vind dat het er ruikt naar gekke dingen. En het personeel loopt er stoned rond.”
“Komen we dadelijk op terug. Ik ga even naar de John”
“Spreekt gij Tiens? Ik ben niet mee.”
“Das Klo. Tot zo.”

Het trapje richting toiletten was slipperig, enige kleverige voetstappen verraadden dat er meer dan water gevloeid had vanavond. Posters beloofden hoopvol avonden van plezier, al dan niet valselijk. De WC.
Hij had iets van Tintin, of in oudere versie Poetin. Vlaskopje, iets van een TV-kok à la Jeroen Meus, maatschappelijk aanvaard mollig. Hoe dan ook het beste alternatief voor vanavond. Voor hem. Voor alles wat zich de laatste maanden had afgespeeld. Dirk en Katrien hadden haar eerder al gewaarschuwd voor haar ex. Waarom luisterde ze altijd net die fractie te laat? Waarom had ze dat filmpje met die dildo pas gisteren op haar laptop ontdekt? Als een ijspriem hadden de beelden zich in haar hoornvlies doorboord. Duikboooooooooot, klonk het in de verte. Iemand was zijn verjaardag aan het vieren. Waarom was ze nu niet gewoon televisie aan het kijken, zoals elke normale mens?

Ze bukte zich, textiel weg, warmte langs haar been. Ze voelde zich opgezwollen als een pompoen die avond. Haar darmen stonden bol, met een denkbeeldige deegrol walste ze hen naar beneden. Eens had Zuster Ursula van de opvang in het Onze-Lieve-Vrouwecollege een preek gegeven over toiletbezoeken. Dat plezier in toiletten allesbehalve binnen de norm viel. Met binnenpretjes luisterde ze naar het geflikflooi dat zich in het hokje naast haar voltrok.

Toiletdeur opengooien, kraan, spoelen wat je hoort te spoelen, spoel je handen, je verleden, je ogen die niet langer liegen kunnen. Spiegels kan ze al enige tijd niet meer verdragen bij daglicht. Het koppeltje naast haar had zich inmiddels aan het betere kreunwerk begeven. Met plaatsvervangende schaamte proestte ze in haar vuist, het flauwe schijnsel uit de deuropening fleurde haar gezicht op. Ze betrad de bühne voor act twee van vanavond.

Relaxed lurkte hij aan zijn glas, zijn ogen niet wijkend van de deuropening waar ze uit tevoorschijn beloofde te komen. Toegegeven, die geknutselde zelfverzekerdheid moest hij nog een beetje vaker oefenen, maar zijn charme van nonchalante boy-next-door maakte veel goed. Binnen enkele jaren zou hij uithuwbaar zijn en zouden zijn ouders hem genadeloos bombarderen met een kleinkinderwens die hem ertoe zou brengen te trouwen met een oud-studiegenote met een paradijselijke CV die hem van een tandartsenpaar uit de Kapelstraat als schoonouders zou voorzien. Hun eerstgeborene zou van kop tot teen gehuld zijn in Nijntje-klamotten en door de kinderminnende grootouders tot ijsbeerformaat vetgemest worden met hoirekes vadekremkar. Maar tot hij door deze aangeprate verliefdheid in het noodlot zou worden geduwd, zou Jeroen voorlopig nog een onvervalste schielzoatte bezinger van het vrijdagavondgevoel blijven. Zijn mentale door lust gedreven zweepje in zijn seksueel bewustzijn zou hem nog een jaar of drie in armen van meerdere goedlachse deernen drijven vooraleer hij het eunuchenbestaan zou verwelkomen. Freud en Jung zouden maar wat graag zo een proefdier categoriseren.
Was het vreugde dat ze voelde? Het aftellen van het smalltalkvoorspel zou in ronde twee zijn einde naderen.

“Viel het mee, het wachten op meer?” Ze grijnsde ondeugend.
“Wachten op schoonheid is alle geduld waard.” diende hij haar van repliek, “Goed gesnoven? Je hebt nog wat coke aan je neus.”
“Enkel dope en spacecake” knipoogde ze terug. “Mijn UFO is net geland.”
Het koppeltje uit de toiletten had intussen ook zijn weg naar de openbaarheid weer gevonden. Uit verschillende hoeken steeg onder de caleidoscoop van achtergrondmuziek en gelal oorverdovend gefezel op, wie sinds wanneer, echt, da’s niet te doen, zo een hoer. Respect op zijn plebeïsch, een zeldzaam goed dat binnen de duur van één toiletbezoek voor enkele maanden naar de filistijnen kon worden gebliksemd.
“Hey Sarah, alles goed?” Ze draaide zich om. De leren vest, dat Donald Duck-stemmetje, die Arnold Schwarzenegger-borstkas, geen twijfel mogelijk. Een zoen werd tegen haar kaak gedrukt.
Mocht God ‘vluchten’ uitgevonden hebben, nog voor de mens dit concept perfectioneerde, dan was het beslist iets wat niet op een zaterdagavond was bedacht. Vluchten is iets voor maandagen, dinsdagen, zelfs donderdagavonden als je wilt, maar niet op zaterdagen die voorbestemd zijn voor euforie, extase en afhaalseks, zoals deze die ze nu op bestelling binnenrijfde. Welk grillig noodlot misgunde haar deze hunkering naar wegwerpliefde? Hij dus. Gejaagd wendde ze zich weer af.
“Schoon gezelschap zo te zien, ge zijt u aan het amuseren zie ik, ik zal niet storen.” Voetstappen, een dame die zijn middel omarmt. Die hem net in het toilet voor eenzaamheid behoedde.
“Ah, gij hier Jeroen, tof u nog eens te zien.” Een geïmproviseerde ‘hey’ die hij wegmompelde, wegkijkend van de schone. Geïrriteerde blik in 360° bereik.
“Ik wou u laatst nog ..” maar de zin stierf weg toen het Tiense Jerommeke haar naar de uitgang troonde.
Het is gek hoe je windstilte soms ook naar gesprekken kunt vertalen. Een zuchtje kietelt onze naakte huid, doet stof opwaaien, floddert weer voorbij. Koud licht flinsterde door de paniekerige ogen van het opgejaagde wild aan tafel, mazoutjes halflauw in de hand. Wie wel vaker stiltes leest, zou de pijnlijke morse in dit moment kunnen onthullen van zijn pel van leugens. Hij las haar, zij hem. Dit verhaal was voorbij.

Auteur: Nele Sterkendries

Fotografe: LOHX Photography