Hopelijk bracht het geluk

Ik waadde door het mulle zand. Links de verdoemde berg, waar men al weken vocht. Ik groette haar bewaaksters aan de ingang van haar legertent, haar privévertrek. Ik schoof een dik zeil opzij, gevolgd door nog eentje. Ze stond wat verderop aan de commandotafel. Ik stapte tot bij haar en ging in houding staan. Ze droeg geen militaire kledij meer, maar een lang slaapkleed. Met een gigantisch split. En blauwe lingerie. Koningsblauw op gebruinde huid. Een beeld dat me zou bijblijven tot mijn dood. Misschien morgen al.

‘U liet me roepen’, zei ik.

‘Militaire kledij uit, alsjeblieft!’, fluisterde ze zacht, zodat men haar buiten niet kon horen. ‘En laat de ‘u’ voor één keer maar vallen, hier, nu.’

Uitkleden? Geen punt. Ik had haar en vele andere vrouwen hier in het kamp al in ondergoed gezien. En zij mij. Vooral bij het douchen, want water was hier altijd te weinig. Dus samen douchen mocht. Moest. Nood breekt wet. Nood breekt religie.

Daar stond ik dan, met alleen een slip aan. Op de slip een beeltenis van Donald Duck. Niet zo erotisch als haar lingerie, ik besefte het. Maar wél humor! Ze stond op, ontdeed zich van het slaapkleed, wiegde haar curves om me heen, posteerde zich achter me en fluisterde in mijn oor: ‘Meer mag ik van jou, als militair, niet vragen. Maar als goede vriendin vraag ik je om verder te gaan. Morgen kunnen we dood zijn. Er zal strijd zijn. En als ik moet sterven, dan wil ik vanavond genieten alsof er geen morgen is… Maar je mag natuurlijk weigeren.’

Ze kwam voor me staan, met haar rug naar me toe en zei: ‘Kies maar wat je doet’.

Ik twijfelde, wou weigeren, maar o, …die curves! Ik probeerde nog: ‘Volgens de militaire én religieuze voorschriften is dit verboden. Niet?’ Ze antwoordde snel, met een traag gegrom: ‘Mmmmja. Dat besef ik. Maar de dames buiten zullen ons niet storen en ze zullen ook elk bezoek weren. Dit is dan ook een ultrageheime operatie, niet?’ Ze lachte zachtjes.

Men zegt dat angst de hormonen en de seksuele lust opstuwen. Men zegt wel meer, maar dit klopt. Onhandig ontknoopte ik haar bh en liet mijn handen via haar taille over haar buik en borsten glijden. Ze duwde haar achtersteven in mijn kruis. Het weinige textiel dat ik nog droeg hield alles binnenin min of meer bij elkaar, maar het was onmogelijk dat ze mijn opwinding niet opmerkte.

Ze draaide zich om, we keken oog in oog, man en vrouw, kort elkaars gevoelens peilend, tot we het niet meer konden houden. Wat volgde was een vurige vrijpartij, waarbij ze om beurten explodeerden en implodeerden in elkaar, als vuurwerk op de nationale feestdag: uitbundig, eerlijk en vol gevoel. Zand en water, zon en maan, dag en nacht: alles kwam op dat bepaald moment samen in één punt, om dan in alle richtingen weg te spatten. Geen verleden en geen toekomst. Geen remmingen, hoewel: soms legden we teder een hand op elkaars mond. De bewaaksters buiten hoefden niets te horen.

Na dit gestolen halfuurtje, bleven we nog héél eventjes liggen en keuvelden we over hoe men vrijen wel eens de kleine dood noemde. Hopelijk bleef de grote dood ons morgen bespaard. Daarna kleedden we ons aan en dronken we wat koffie. We bespraken kort wat er morgen zou gebeuren, nu wat luider. Dit mocht men horen. Daarna verliet ik haar tent, sprak tegen de bewaaksters: ‘Het komt goed morgen. Ze is een goed strateeg’. Ik hield mijn gezicht strak en ernstig, maar ik meende op te merken dat de bewaaksters heimelijk en besmuikt naar elkaar keken en glimlachten. Ik liet hen alleen. Terug naar mijn tentje. Bij het stappen voelde ik haar gedroogde sappen op mijn geslacht. Ik zou me niet meer wassen en zo morgen de hel betreden. Hopelijk bracht het geluk.

Auteur: Chris François