De Iftar: een belevingsverslag.

U hoeft geen bon vivant te zijn om af en toe een avondlijke caloriezonde te begaan. Dat ene zoutje dat zoveel beter smaakt, zo eens na zonsondergang. Honger die gecultiveerd wordt tot goesting, zoiets. En ja, daar hoort maneschijn bij. De romantiek van het directe inlossen van onze lusten ligt echter op de helling. Wie zich abonneert op dergelijk hedonistisch gedrag, weet namelijk niet wat hij mist. Als gereputeerd vastenganger ken ik de smarten én de heerlijkheid van het eerste-wereld-ascetisme onder de vorm van chocolade-, vlees- en alcoholontzegging. Het innige verlangen naar dat wat niet hoort, niet kan. Niet mag. Het is des mensen om te kicken op die psychologische pluim die je achter je oren streelt en de begeerte aanwakkert.

De Iftar, het avondmaal dat moslims nuttigen na zonsondergang tijdens de ramadan, lijkt beide concepten naadloos met elkaar te laten aansluiten. Voor wat, hoort wat. De dageraad als beproeving, de avondlijke schemering als heerlijke beloning. U moet er maar opkomen. Dat miljoenen mensen deze heilige uitdaging jaarlijks voor de volle dertig dagen aangaan, is dan ook op zijn minst opmerkelijk te noemen. Allerhande geloofsovertuigingen trachtten in het verleden het succesverhaal van de Iftar in nieuwe, maar daarom niet betere wijnzakken te persen. Verbeten volhouders in dit genre zijn de pastafari’s, ook wel gekend als de aanbidders van het Vliegend Spaghettimonster (*1). Blik maar eens terug op al die ogenschijnlijk onschuldige spaghettiavonden die u eerder in uw levensloop heeft bijgewoond, nu eens ten voordele van een zorgvuldig uitgekozen, doch erg vaag ‘goed doel’, waarbij slechts een povere 95% van de opbrengst aan de handen van de organisatoren blijft plakken; dan weer om uw neefje te sponsoren met een bezoek aan de jaarlijkse restaurantdag van de KLJ; of, in het ergste geval, om bij elk van voorgenoemde evenementen uw politieke post te verzilveren middels de handdruk en gratie van alle aldaar vertoevende aanwezigen. Onze naïviteit gebiedt ons anders te prediken, maar toeval lijkt ons in dit soort van veelvuldig terugkerende menukeuzes eerder aan de onwaarschijnlijke kant. Verdoken netwerken van het pastafarianisme omgeven onze samenleving op de meest onvoorspelbare plekken, een zeker bewustzijn van dit missionarisme is dus zeker op zijn plaats. We komen bij een andere gelegenheid zeer graag op deze zonet blootgelegde samenzweringstheorie terug.

Bron: MEGSBLOGGED.COM

Afgelopen maandag organiseerden de Tiense Wereldvrouwen een publieke Iftar in de Manege in Tienen in hoog gezelschap. Khalid Benhaddou zou de ramadan als religieus-cultureel gegeven schetsen, Ine Tombeur en Geert Bourgeois zouden op hun beurt hun visie in dit kader uiteenzetten. Dat ruikt naar een sensatievrij, eerlijk inititiatief.

Om de Iftar ten volle te kunnen beleven, wenste ik me op twee plannen te verlaten. Plan 1 omhelsde de ‘camouflagetactiek’, wat zoveel betekent als in cognito als moslima de zaal te betreden, me naast een andere groep moslima’s te nestelen, te relaxen en doen alsof ik deze routine van ‘uithongeren-onthouding-gebed-eten’ al -tig keer achter de kiezen had. Eerlijk is eerlijk: deze iftar had me in de dagen ervoor aan het denken gezet, misschien zelfs iets te veel. Door mijn onwennigheid te maskeren in gefingeerde ervaring, zou ik me vast minder in de kijker plaatsen, en dus under cover meer kunnen opsteken van dit gebeuren. Dit plan faalde binnen een tijdspanne van 10 seconden. Mijn immer falende tijdsinzicht bracht me pas na het eerste uur toespraken ter plaatse. Uitgehongerde mensen die naar verhalen van de Tiense Wereldvrouwen zaten te luisteren, haalden mijn niet-zo-uitgehongerde blik er zo uit. Ze glimlachten, als zagen ze een pasgeboren veulen onwennig voorbij dartelen. Ik vermoed dat dit het gevoel moet zijn wat levenden bij een zombie pandemie moeten ervaren. Hard gillen kwam niet aan de orde, ik kalmeerde en ontdeed me van de illusie dat ik een moslima zou kunnen zijn. Het masker der zelfverloochening viel af.

Bron: Ine Tombeur

Plan 2 trad in werking. Me ontdoende van mijn moslima-alter-ego baande ik me een weg naar een van de weinige nog vrije zitplaatsen. De Manege zat stampensvol. Ongeveer heel ramadannend Tienen had zich verzameld voor de rijkelijk gedekte dis vol appetijtelijke spijzen die na zonsondergang genuttigd zou worden. Getooid in caleidoscopen van licht en kleur kwetterden de vrouwen in talen van alle windstreken, ongedurige proestende kinderen aan hun zij. Velen zaten na een warme dag met korrelige lippen te likkebaarden bij de geur van de gefrituurde, gemarineerde, sappige stukken gebraad, salades en mierzoete nagerechten die onze neusgaten in zoete verleiding brachten. Het culinaire amalgaam van de haute cuisines van onze nieuwe Tienenaren weet ons autochtonen te bekoren, net als zijn bijhorende achterban. Bij Toutatis, een maal waar een mens maar al te graag voor de duur van het uitlezen van een Asterix & Obelix album naar uit zit te kijken. En zoals het elk Gallisch avondmaal betaamt, zou ook hier de bard van de avond tijdig de mond gesnoerd worden. Almanakwijsheid leert ons immers sinds jaar en dag dat mooie liedjes niet lang duren. In die logica durven we ons tevreden te stellen met het kortstondige lied vol plensbuien van politiek alpinisme en geadopteerde verkiezingsbeloftes waarop de aanwezigen getrakteerd werden, alvorens de werkelijke Iftar beleefd kon worden. Compromisloos verbroederen met mijn moslim-stadgenoten, was dat niet het oorspronkelijke plan? Correct.

Plan 2 dus. Rechtuit mijn katholieke kaart spelen. Openstaan, de absolute nitwit zijn die ik dan toch wel eigenlijk ben. Ik besloot de sprong in het koude water te wagen en plaatste me naast Z. Of wacht, het was andersom. Ik zat, Z. kwam eraan. Zette zich naast me. Zijn vriend, A., koos de andere zijde van de tafel, vlak tegenover ons beiden. Er ontspon zich een gesprek in nu eens Nederlands, dan weer Frans. Gebrabbel over pietluttigheden, heroïsche ramadanwapenfeiten, de Afrikaanse gemeenschap in Tienen. Giechelen in de kilometerlange rij wachtenden. Voedsel hamsteren alsof de dageraad al binnen een vingerknip aanbreekt. Dat eerste schooldaggevoel, maar dan zoveel beter.

Het gezelschap breidde zich uit.

Knikjes, tanden bloot, hart op tafel. Filmpjes rolden over onze schermen, acrobatisch haasje-overen in onze talen. Integratie is dan toch niet zo halsbrekend als de samengeklonterde woorden van gezagsvoerders soms mogen lijken. Onze aangeboren nieuwsgierigheid legde de drassigheid tussen ons anders-zijn droog. Dit neveneffect stond niet aangekondigd op de affiche. Had er IN CAPS-LOCK OP MOGEN STAAN.

Adieu, onwetendheid. À bientôt, mijn Tiense ramadannende copains, weet dat dit katholieke wijwatervat jullie aanmoedigt.

(*1) N.v.d.r.: De Kerk van het Vliegend Spaghettimonster is een religie die in het leven is geroepen om de onzinnigheid van het creationisme in het onderwijs aan te kaarten.

Auteur: Nele Sterkendries