“Everything is more complicated than you think. You only see a tenth of what is true. There are a million little strings attached to every CHOICE you make; you can destroy your life every time you choose. But maybe you won’t know for twenty years. And you may never ever trace it to its source. And you only get one chance to play it out. Just try and figure out your own divorce. And they say there is no fate, but there is: it’s what you create. And even though the world goes on for eons and eons, you are only here for a fraction of a fraction of a second. Most of your time is spent being dead or not yet born. But while alive, you wait in vain, wasting years, for a phone call or a letter or a look from someone or something to make it all right. And it never comes or it seems to but it doesn’t really. And so you spend your time in vague regret or vaguer hope that something good will come along. Something to make you feel connected, something to make you feel whole, something to make you feel loved. And the truth is I feel so angry, and the truth is I feel so fucking sad, and the truth is I’ve felt so fucking hurt for so fucking long and for just as long I’ve been pretending I’m OK, just to get along, just for, I don’t know why, maybe because no one wants to hear about my misery, because they have their own. Well, fuck everybody. Amen.”
(Synecdoche, New York)
Het is woensdag 1 november wanneer ik dit artikel schrijf, de dag na Halloween. Ik heb er net een trip back to the roots naar Limburg opzitten. Net zoals heel wat mensen deze dagen, stond ook ik in herinneringen verzonken op het kerkhof. Gelukkig samen met heel wat goedlachse levend(ig)e familieleden, die ik voor geen goud zou willen missen. Een van mijn nichten maakte zich wel lichtelijk zorgen over dat lachen, het voelde wat ongemakkelijk aan tussen al die grijze grafstenen en kerkhofbezoekers. Maar ik ben van mening dat lachen (hopelijk toch) een deel van het leven is, net zozeer als verdriet en de dood dat zijn. En ik laat nooit een kans om te lachen liggen, een dag niet gelachen is een dag niet geleefd! Die extra rimpels neem ik er graag bij. En nu we het toch (vreemd genoeg gezien het topic) over lachen hebben, wil ik jullie er even op attent maken dat wij nog heel wat nominaties verwachten voor de categorie ‘Tiense glimlach van het jaar’ voor het ‘Gala van de Tiense Troeven’, dit geheel terzijde.
Het doet in ieder geval toch wel wat met een mens, de confrontatie met de eindigheid van ieders bestaan. Halloween past perfect in dat Vanitas denken: de tijdelijkheid van ons leven wordt geaccentueerd, naast herfstige pompoenen spot je doodskoppen en skeletten alom in het straatbeeld. Even een kort streepje geschiedenis, je bent uiteindelijk aanbeland op het ‘TienenToen’ gedeelte van onze site. Halloween is gegroeid uit een Keltisch gebruik om het einde van het jaar volgens hun jaartelling en het binnenhalen van de oogst te vieren, alsook het moment dat de grens tussen onze wereld en de onderwereld makkelijker kon worden overgestoken (Samhein). Er werd geloofd dat niet enkel de zielen van de overledenen deze oversteek maakten, maar ook heel wat andere (kwaadaardige) wezens mee naar onze wereld glipten. De mensen verkleedden zich als vermomming voor deze kwaadaardige wezens, maar tevens om hen te imiteren. Zoals vele heidense gebruiken te beurt is gevallen, werd ook Samhein verchristelijkt naar All Hallows’ Eve (of zoals wij het nu kennen als Halloween), de avond voor All Hallows’ Day (Allerheiligen). Vandaag de dag is het op Halloween vooral de bedoeling knotsgek verkleed naar feestjes te vertrekken of mekaar de bibber op het lijf te jagen. SCHRIK aanjagen.
En daarbij wordt onderstreept waar ik de laatste tijd vaak bij stilsta. De Halloweengriezels doen mij niet echt schrikken. Naast de vele oprechte lachbuien en stukjes puur geluk, heb ík schrik om het leven, die paar seconden dat ons ZIJN eigenlijk maar voorstelt in the bigger picture, voorbij te laten gaan en niet ten volle te beleven. Schrik om in vain te wachten op iets wat niet zal gebeuren als ik het niet zelf vastgrijp. En ik ben niet alleen, heel wat (pop)liedjes bezingen diezelfde schrik. “And I don’t want a never ending life, I just want to be alive while I’m here” , een stukje uit Spirits (best een toepasselijke titel vind ik zo) van The Strumbellas spookt vaak door mijn hoofd. Of zoals Ben Howard het uit zijn keel laat schallen:
“I’ve been worryin’, I’ve been worryin’, That my time is a little unclear I’ve been worryin’, I’ve been worryin’, That I’m losing the ones I hold dear I’ve been worryin’, I’ve been worryin’, That we all live our lives in the confines of FEAR”
Schrik dus om niet genoeg DAPPERHEID in mij te hebben om de keuzes te maken die naar mijn eigen pad leiden, om het echte geluk te verdienen. Het leven is uiteindelijk aan de durvers, zo zeggen ze. Schrik om spijt te hebben over de dingen die ik NIET dan WEL heb gedaan. En zolang die schrik er is, gaat het concept ‘eindigheid’ altijd een ongemakkelijk gevoel bij mij oproepen. En blijvende keuzestress. Het is misschien wel wat dubbel om te spreken over de schrik voor het eindige bestaan op Allerheiligen. In de christelijke traditie wordt er namelijk gesust met het idee dat er leven is na de dood, en dat het leven niet volledig ‘maakbaar’ is. Je bent in die zin niet volledig zelf verantwoordelijk voor je levensloop, of voor gemiste kansen. Die gedachte doet me best jaloers worden op mensen die geloven. Dat moet een heel rustgevende gedachte zijn.
Geef mij dus maar de ‘geruststellende’ kriebels die een goede horrorfilm of griezeltocht mij bezorgen, om mijn echte schrik in de koelkast te stoppen.
Geef mij dus maar de ‘geruststellende’ kriebels die een goede horrorfilm of griezeltocht mij bezorgen, om mijn echte schrik in de koelkast te stoppen. Dat soort griezelen is zoals de rilling die je krijgt (of ik toch alleszins) als je op een koude wc-bril gaat zitten. Nog best een aangenaam gevoel (opnieuw: vind ik toch…) en geen schrik die je hart helemaal lam legt. Tenzij het zo een film is die mijn man mij tijdens één van onze eerste dates heeft laten zien, ‘The Human Centipede’. Deze soort films krijgen van mij niet het label ‘goede horror’ en geven mij allesbehalve een aangenaam gevoel. Dan wel weer heel dapper van hem om zo een film te kiezen tijdens de datingsfase. Soit, toen ik te weten kwam dat er een avondlijke stadswandeling werd georganiseerd op Halloween, besloot ik dan ook meteen om me in te schrijven. En ik had geluk, ik had één van de laatste plaatsen te pakken! En daarvoor zijn jullie hier, om te lezen wat ik ben te weten gekomen tijdens deze (letterlijk) bonechilling stadstocht.
Op dinsdagavond 31 oktober sta ik om 19u te trappelen aan ‘Het Toreke’, speurend naar de gids. Het weer is vanavond de perfecte sfeermaker, de wind zoekt zich een weg naar mijn huid langs elke spleet in mijn kleren en het is al pikkedonker. De gids is niet zo moeilijk te herkennen, ze heeft voor de gelegenheid (vermoed ik) een zwarte cape omgeslagen en is druk in de weer de lijst van deelnemers af te punten. Ik zie dat ze lichtelijk bezorgd van haar lijst naar de aandikkende groep mensen rond haar kijkt. Er is duidelijk véél interesse. De lijst wordt dan maar opgeborgen en de wandeling gaat van start. De gids begint met te vertellen dat ‘Het Toreke’ tot 1972 in gebruik is gebleven. Oorspronkelijk had dit gebouw de functie van vredegerecht/stadsgevangenis, het gelijkvloers werd ook als opslagplaats gebruikt door de brandweer. De gids informeert ons dat de rechtspraak niet altijd van een leien dakje ging en illustreerde dit aan de hand van een zaak die werd geseponeerd omwille van het gebrek aan sluitend bewijs. Jan Karel Huart, een bekwaam chirurgijn gespecialiseerd in de vroedkunde en wonende op de Grote Markt nr. 4, werd in 1758 beschuldigd van het aanbrengen van slagen en verwondingen aan Jan Vanderlinden. Huart zou tijdens een caféruzie met een metalen blaaspijp op het hoofd van Vanderlinden hebben geslagen, met ernstige verwondingen als gevolg. Huart zou dan meteen spijt hebben gekregen van zijn daad (maar ik stel mij toch de vraag waarom hij een metalen blaaspijp mee had op café…), en zou een schedelboring hebben uitgevoerd op zijn slachtoffer. Vanderlinden is een maand later dan toch gestorven, ondanks (of dankzij?) die schedelboring. Gezien het moeilijk was het oorzakelijk verband te bewijzen, werd de zaak geseponeerd. Zijn rol als chirurgijn van de stad zal daar ongetwijfeld wel een rol in hebben gespeeld.
We lopen verder naar de Grote Markt, meer bepaald naar ‘de ster’ op de markt. Deze ster markeert de plaats waar vroeger terechtstellingen gebeurden: een plaats van spektakel, alsook een plaats om dingen ‘aan de kaak’ te stellen. Oorspronkelijk bevond het centrum en dus ook de plaats van terechtstellingen zich op de Veemarkt. Toen het Frans-Hollandse leger de stad in 1635 liet afbranden tijdens de Spaans-Hollandse oorlog (Tiense Furie), werd er van die ‘kans’ gebruikgemaakt om het centrum te verleggen naar de ruimere Grote Markt. De kaak was een soort van verhoog waar misdadigers te kijk werden gezet en waarbij de toeschouwers de misdadigers met vanalles en nog wat mochten bekogelen. Van rotte eieren en overrijpe tomaten tot uitwerpselen… . Nu wordt deze plaats trouwens nog gebruikt om dingen aan de kaak te stellen, in de huidige betekenis van het woord dan. Ik zag onlangs een foto van de Fietsersbond passeren op Facebook (het meest gebruikte platform om vandaag de dag dingen aan de kaak te stellen), waarbij fietsers op de plek waar de ster zich ongeveer situeert al bellend de aandacht probeerden te trekken van de gemeenteraadsleden. De terechtstellingen gebeurden met het zwaard of met de bijl. Als je geluk had, dan werd het zwaard gebruikt, een trefzeker en scherp werktuig. De bijl kon wel eens bot uitvallen en het gebeurde ook wel eens dat je niet meteen in de nek werd geraakt, maar op de rug of het hoofd. Ook kon je maar beter hopen dat de beul in kwestie niet te beschonken was. Men dronk doorgaans wijn of bier, want dat was gezonder dan water. Er werd een bericht teruggevonden over een beul die zich in de 16de eeuw zo misdragen had en een executie dus zo slecht had afgehandeld, dat hij zelf door het volk werd gelyncht. Je werd terechtgesteld als je een moord had begaan, als je tegen het gezag inging (Puigdemont leefde maar beter niet in die tijd) of als je een verkrachting op je geweten had.
Als er geen getuigen waren, dan zette men de pijnbank in om de verdachte tot een bekentenis te brengen. Dit gebeurde ook in Tienen. Er werden verschillende methodes gebruikt: het lichaam uitrekken, de voeten met was insmeren en een kaars eronder zetten, langzaam iemand ‘pijnigen’, verbranden, snijden,… . Velen bekenden om van de pijn af te raken. Zware criminelen werden dan weer geradbraakt. Vele veertigplussers gebruiken nu de uitdrukking ‘geradbraakt zijn’ als ze nog eens een stapje in de wereld hebben gezet, denkende even oud te zijn dan ze zich in hun hoofd nog voelen. Geradbraakt worden is toch een tikkeltje erger. De veroordeelde werd op een rad vastgemaakt en er werden hem 8 slagen toegebracht om alle beenderen te breken. Als je ‘geluk’ had, dan werd er een negende slag op het hart toegebracht en dan was je lijdensweg voorbij. Als je geluk had, dan werd die negende slag ook correct en hard genoeg uitgevoerd. Soms werd het rad op een staak gezet en naar de rand van het stad gebracht om de natuur zijn werk te laten doen. Ook de galgen stonden nooit in de stad, maar telkens buiten de stadswallen, dichtbij grote wegen. Om de geur van rottend vlees weg te houden, maar tevens als afschrikmiddel om potentiële misdadigers te ontmoedigen. Dieven en rovers werden veroordeeld tot een lot aan de galg.
We zetten onze koers verder naar de Kalkmarkt. Op de Kalkmarkt verkocht men kalk, dat gebruikt werd om te ontsmetten. En dat feit krijgt best wel een ironische ondertoon, als de gids ons vertelt dat voorheen deze plaats als kerkhof werd gebruikt. Er wordt ook wel eens naar Tienen verwezen als ‘de blanke stad’. Dat heeft volgens de gids niets met de witte suiker te maken, maar zou een verwijzing zijn naar de witgekalkte markt. Het kerkhof was niet enkel een rustplaats, maar tevens de plek waar kinderen speelden en botten uitgroeven, waar duels werden uitgevochten. Er werden uiteindelijk onder invloed van Jozef II verordeningen uitgeschreven die de kerkhoven geen plaats meer toekenden in de stad en die richtlijnen gaven om de graven diep genoeg te maken. Er kwam ook een verordening, waarbij werd verboden op de graven te spelen. Ik moet instant denken aan de roman ‘Puur’ van Andrew Miller, waarbij de hoofdrolspeler de opdracht krijgt een kerkhof in Parijs te saneren in de 18de eeuw.
De gids leidt ons naar de Nieuwstraat, waar de trappen die van de Nieuwstraat naar de Sint-Germanuskerk leiden, opnieuw het beeld van Parijs in me doen opdoemen. Vooraleer we de trappen opklimmen, vraagt de gids nog even aandacht voor het zeer smalle huisje naast de winkel Eddy’s. Waar nu het huisje is opgetrokken, was vroeger een wegje naar de gevangenis (14de eeuw). In de 16de eeuw kreeg de stad best wat reclamaties, van zowel de gevangenen als de omwonenden. Er werd geklaagd, toen ook al, over geurhinder. De toiletten zaten overvol (de uitwerpselen konden nochtans als projectielen gebruikt worden voor de misdadigers die aan de kaak gesteld werden), maar ook de infrastructuur liet het afweten. De ijzeren scharnieren van de deuren waren verroest, de gevangenen konden zeer gemakkelijk ontsnappen. Er werd een nieuwe gevangenis gebouwd. De stenen van het oude gebouw werden gebruikt voor de wallen rond Tienen. Ook toen al was recuperatiemateriaal hot! De trappen die we oplopen naar de Sint-Germanuskerk, blijken nog de echte oude trappen te zijn. Helemaal ingesleten van al die voetstappen voor mij. De geschiedenis wordt zo wel heel tastbaar en de sfeer wordt nog gevoed door de straatverlichting die ook heel authentiek aanvoelt en me al eerder is opgevallen. Echt wel mooi. De Sint-Germanuskerk staat parmantig te wezen op een soort van heuvel, waar verschillende trappen naartoe leiden.
Vroeger lag rond deze kerk blijkbaar ook het kerkhof waar de apostelen begraven werden. Nu is dat het Apostelenhof. En net als we het hof betreden, beginnen de klokken te luiden, alsof het zo bedoeld is. De apostelen waren ‘uitverkoren’ mannen, die hielpen bij de vieringen en o.a. de palmezel rond droegen op Palmzondag. Ook hier werd blijkbaar een relletje uitgevochten tussen een priester en een zekere Jan Bel. De priester kwam er goed vanaf, Jan Bel stierf voor het proces tegen de priester begon. Een luguber detail: in 1970 werden er graafwerken uitgevoerd om de kerk van verwarming te voorzien. Het kerkhof werd echter nooit gesaneerd en de beenderen van de apostelen werden samen met de aarde gedropt op de locatie waar nu het ‘Steentjesplein’ (of Martelarenplein) is. Vele eeuwen later zag men dus opnieuw kindjes – deze keer vermoedelijk onbewust – spelen met beenderen die aan de oppervlakte tevoorschijn kwamen. Of hoe je geschiedenis liever niet tastbaar wil ervaren. Een ander griezelig weetje dat de gids ons meegeeft: in 1772 liet Jozef Leonard Sterkendries zijn vrouw Margerite begraven in de crypte aan het kerkhof van de Sint-Germanuskerk. Drie jaren later werd de crypte opengedaan en viel het skelet van de vrouw in zijn armen. De vrouw werd dus levend begraven en trachtte nog uit de crypte te raken en de aandacht te trekken door met een stuk hout op de deur te bonken. Elke 13de van de maand zou je om 3 minuten voor middernacht haar geschreeuw nog steeds kunnen horen… .
De tocht gaat verder naar de Veemarkt. Tot en met het jaar 1635 vonden de executies, zoals eerder aangehaald, plaats op de Veemarkt. De plaats waar de executies werden uitgevoerd, wordt hier gemarkeerd door een boom en niet door een ster. De Veemarkt was het toneel van de brandstapel, echt een fenomeen van de 15de en de 16de eeuw dat voornamelijk vrouwen te beurt viel. Als je ietwat te veel afwist van kruiden, kon je het al vlaggen hebben. Kennis waar voorheen naar werd opgekeken, kon nu je doodsvonnis betekenen. Zowel mannen als vrouwen konden beschuldigd worden als heks, maar in Tienen werden enkel vrouwen veroordeeld. Op een tijdspanne van 30 jaar werden 10 vrouwen beschuldigd en 8 vrouwen effectief veroordeeld. Volgens de wijze waarop je het hout liet branden, kon de brandstapel een snelle of langzame dood veroorzaken. Als het vuur fel brandde, dan ademde je de hitte en de rook in en zou de doodstrijd niet lang duren. Als men wat geld had, kon men de beul ook betalen en vragen om gewurgd te worden (via een touw dat aangespannen werd aan de paal op de brandstapel). Maar goed dat Esmeralda haar vuur in ‘De klokkenluider van de Notre Dame’ dan een traag vuur was en dat ze nog gered kon worden! Ik heb afgelopen vrijdag het optreden van ‘Oscar and the Wolf’ meegepikt, en tijdens die show werden er torenhoge vlammen de lucht in gespuwd. Ik stond best ver van het spektakel af en kon toch de hitte goed op mijn gezicht voelen. Ik wil maar zeggen, je wil je niet voorstellen wat een dood op de brandstapel betekende. Niet enkel heksen werden veroordeeld tot de brandstapel, ook homofielen deelden dit lot. Maar niet in Tienen, want geen enkele man is hier op de brandstapel terechtgekomen.
Wat ik me vooral herinner is dat de gids nogal veel straffen opsomde, voor heel wat kleine tot grote feiten. Voor godslastering kreeg je een prik in de tong, zodat je erna met een accentje door het leven moest. Voor alle duidelijkheid, ik doe niet mee aan laster en mijn accent is puur te wijten aan mijn Limburgse afkomst. Zigeuners werden weggejaagd of gebrandmerkt met de sleutel van de stad Tienen. Dat laatste gebeurde ook met pedofielen. Zij kregen de sleutel van de stad in hun gezicht gebrand, zodat kinderen hen konden herkennen. Wel een vreemde balans, dieven werden aan de galg gehangen, pedofielen kregen een brandmerk… . Voor kleine vergrijpen werd men op bedevaart gestuurd, naargelang het kleine vergrijp werd de lengte van de tocht bepaald. Je kon zelfs tot in Compostella gestuurd worden. Ik zou denk ik maar al te graag op bedevaart vertrekken. Soms konden zware straffen ook omgezet worden in een geldboete als de bewijslast moeilijk was en de procesvoering dus kostelijk zou zijn.
We trekken verder naar de site van het voormalige Sint-Janshospitaal. Het hospitaal herbergde 15 bedden en er werd tevens aan thuisverpleging gedaan. Er werden vaak meerdere mensen in 1 bed gelegd. De mensen kwamen vaak niet meer levend uit het hospitaal, en om die reden werd als voorzorg bij binnenkomst al de biecht afgenomen. Ik moet ook weer denken aan een stukje uit het boek wat ik eerder al aanhaalde, ‘Puur’: “Could he not go to hospital?’ asks Jean-Baptiste. The doctor flares his nostrils. ‘Hospitals are very dangerous places. Particularly to one already weakened by illness”. De zusters die het hospitaal runden hadden geen goede band met de stad en stonden erom bekend niet makkelijk te zijn, maar ze hadden het goed voor met hun patiënten. Opnieuw ook hier een geurig akkefietje. Toen er soldaten moesten worden opgevangen in het hospitaal, werden er aparte toiletten voor hen bijgebouwd aan de achterzijde en dat zou weer heel wat geurhinder gegeven hebben. Toch zijn die toiletten gebleven zolang de soldaten moesten opgevangen worden. Uiteindelijk werd er een nieuw hospitaal gebouwd langs het begijnhof dichtbij de Suikerfabrieksite, maar dat hospitaal is in 1944 gebombardeerd door de geallieerden. Zij hadden het gemunt op de treinsporen waar de Duitsers gebruik van maakten. Bij de bombardementen zijn ook heel wat begijnhuisjes weggevaagd. Het hospitaal verhuisde naar het weeshuis, daarna werd er een ‘nieuwbouw’ gezet aan de Houtemstraat.
We wandelen, voorbij het gebouw van de Driemolen, naar de Gete, om nog een manier om te straffen te aanhoren: de verdrinking. In de Gete werden mensen in een rieten korf, verzwaard met stenen, geploft en pas bovengehaald als er geen luchtbelletjes meer naar de oppervlakte borrelden. Nog een andere straf: levend begraven worden. In Tienen is hier wel maar 1 geval van bekend. Wat blijkbaar wel opviel, was dat vrouwen in de Middeleeuwen veel zelfmoord pleegden… . We zien een interessante straatnaam: Het Beulenpad. Dat was vroeger de omgeving waar de beulen aan de Gete woonden. Een volgende interessante straatnaam is de Sint-Katharinastraat, en de bijnaam voor dat straatje is gelinkt aan een thema dat Tienenaars wel lijkt te smaken: het Strontstraatje. Maar de gids legt ons uit dat die betekenis niet zo letterlijk te nemen is. Een strontstraatje is blijkbaar de bestempeling van een klein straatje. De straat heeft haar naam te danken aan een voorval tussen een jongedame, Margrietje, en een zekere Germain. Germain werkte in de Driemolen en zag toen hij terug wandelde na het werk Margrietje lopen. Hij greep in een impuls de vrouw bij de keel en wou zich vergrijpen aan haar. Maar de vrouw verzette zich hevig en kon de aandacht van buurtbewoners trekken. Germain sloeg op de vlucht en de bewoners geloofden dat de vrouw geholpen werd door beschermheilige, de Heilige Katharina. Deze heilige wordt steeds voorgesteld met een rad. Ze hebben haar blijkbaar proberen te radbraken, maar dat is niet gelukt en ze werd uiteindelijk onthoofd.
We wandelen via het Violetstraatje, dat blijkbaar vroeger als het prostitutiestraatje bekend stond en daar ook haar naam aan ontleent (paars licht dat doorheen de ramen de straat op scheen), naar ‘de Kazerne’. Tijdens WOII zijn hier drie mensen onschuldig vermoord door de collaborateurs, slechts 1 maand voor de oorlog ten einde liep. De aanleiding was dat één van de collaborateurs neergeschoten was, en dan pakte men willekeurige burgers op als represaille. Later zijn heel wat collaborateurs, alsook de oorlogsburgemeester (Marcel Engels, deze werkte wat te nauw samen met de Duitsers) ter dood veroordeeld in Leuven.
Als eindpunt belanden we in het Stadspark dat, volledig in thema, griezelige schaduwen over de paden werpt. In het vale licht van een lantaarnpaal krijgen we de laatste anekdote te horen. Geen luguber detail deze keer, maar een romantisch einde. Het Stadspark was vroeger de tuin van amateurbotanicus en diplomaat Léon Van den Bossche (19de eeuw). Léon stond erom bekend een starre, eigenwijze, vrijgezelle man te zijn. Voor zijn job reisde hij vaak naar het buitenland. Toen hij op diplomatieke missie in Turkije belandde, werd hij op slag verliefd op de schoondochter van de grootvizier. De schoondochter was weduwe geworden, en de verliefdheid was wederzijds. Léon bracht deze vrouw, Ikbal Berzeg, terug mee naar Tienen en ze bekeerde zich zelfs tot het christendom. Dit had wel als gevolg dat haar familie, zelfs haar kinderen, niets meer van haar moesten weten. Ikbal is voor Léon gestorven en ligt begraven op het kerkhof van Grimde. Léon zou hierna helemaal de kluts zijn kwijtgeraakt en is maar enkele jaren later gestorven aan een gebroken hart. Op zijn doodsbrief stond de naam van Ikbal niet vermeld, wat toch sterk doet vermoeden dat ook de familie van Léon niet opgezet was met de relatie.
Na deze tocht vol weetjes vertrek ik, tot op het bot verkleumd, richting zetel. Blij dat ik niet in de tijd leefde waar al die akelige straffen bestonden, blij dat mij een leven wacht vol kansen die heel wat mensen in het verleden om zoveel redenen niet gehad hebben, blij dat mijn Halloween avond volledig in thema is verlopen.
Auteur: Kim Rutten
Foto’s: Kim Rutten