Frederik Motton (29): ‘Onze duiven worden verzorgd als echte atleten.’

Romantiek, melancholie maken zich meester over me bij het horen van het gekoer van een duif. ‘Cucurrucucu’ bengt me meteen in de sfeer van Almodovars ‘Hable con ella’ waarvan de verhaallijn met de jaren vervaagde, maar het themalied nooit. Beluister het: u zult begrijpen wat ik bedoel.

Dat een duif naar huis terugkeert, is algemeen geweten. Dat er mensen zijn die wachten op hun terugkeer, dan weer minder. Elke zaterdagochtend van april tot september, bij goed weer, ook na een zware vrijdagavond  of –nacht, staat hij te wachten aan het duivenhok. Niet om aan te spreken (door de kater of door het ongeduld?), ijsberend door de tuin met de neus in de lucht. Wanneer gaan ze vallen? Gaan we winnen? Gaan ze veilig terugkeren?

Hij is 29 jaar, mijn neefje Frederik en een van de jongere duivenliefhebbers van België. Hij had nog maar net zijn plechtige communie gedaan toen ‘Hable con ella’ uitkwam.  Zelf had hij nooit gedacht dat hij ooit gepassioneerd zou worden door las palomas. Hij fietste toen nog vrolijk tussen de konijntjes en de kanaries van papa lief. Maar ongeveer 2 jaar later wilde hij een duifje. Vier kwamen er. Ze vlogen uit en kwamen steevast terug naar huize Motton in Tienen. Frederik begon te lezen over duiven, ging kijken naar de aankomsten van wedstrijden bij andere duivenliefhebbers en raakte geïntrigeerd door de duivensport.

Toen hij 16 was, werd er een primitieve duiventil gebouwd en werden de eerste duifjes aangekocht. Samen met zijn papa begon hij te kweken en bouwde zo een verzameling duiven uit. En ja, hoor, ze kwamen snel naar huis als ze losgelaten werden in Frankrijk. In 2008 begonnen ze de duiven intensiever te trainen en in te zetten op wedstrijden.

Frederik, hoe gaat het in zijn werk, zo’n wedstrijd?

‘Donderdag of vrijdag brengen we de duiven die zullen vliegen naar het duivenlokaal  in Kumtich, Bost of Oplinter, waar een vrachtwagen ze komt ophalen. De vrachtwagen rijdt naar Frankrijk waar ze ‘gelost’ worden. De plaats hangt af van de afstand waarop ze vliegen. Zoals bij mensen, heb je duiven die beter zijn in de lange afstanden, anderen eerder op kortere afstand. Die afstanden gaan van 100 tot meer dan 1000 kilometer. Op een website kunnen we zien wanneer onze duiven ‘gelost’ zijn op zaterdagochtend. Tegen zaterdagmiddag komen ze normaal gezien binnen in hun eigen duiventil. Deze is uitgerust met een elektronische strip die exact de aankomsttijd doorgeeft. Dit wordt doorgestuurd  en dan moeten we wachten tot alle duiven zijn thuisgekomen, want een duif die naar Antwerpen moet, zal langer vliegen dan een duif die tot Tienen vliegt. Het elektronisch systeem berekent welke duif het snelst vloog.’

Vandaar dat we Johan Roggen niet meer horen op Radio 1 met de ‘Inlichtingen voor duivenliefhebbers’. Wat trekt je zo aan in die wedstrijden?

‘Ik wil winnen! Omwille van het aanzien, van de eer. Ik vind het boeiend om de duiven te trainen, te observeren, hun karakter te leren kennen, want ze zijn allemaal uniek.’

Ook voor the money?

‘Neen, niet voor het geld. Ik zet geen geld in. Als een duif goed vliegt, is ze meer waard en wil men er soms wel wat geld voor geven, maar dat is voor mij absoluut geen doel.’

Hoe komt het eigenlijk dat een duif weer naar haar eigen til terugvliegt?

‘Motivatie. Motivatie is heel belangrijk. De duiven komen naar huis voor de liefde. Ze weten dat hun partner op hen wacht. Zoals bij mensen is elke duif uniek, maar er zijn supertalenten bij, bijvoorbeeld op gebied van oriëntatievermogen en op gebied van prestaties. Training is daarin ook wel belangrijk, maar toch zien we verschillen.’

Hoe train je ze dan?

‘We laten ze één keer per week een afstand van ongeveer 50 km vliegen, naast de dagelijkse trainingen. Mijn papa doet dat voor mij: hij zorgt voor de trainingen. En we verzorgen hen goed, hé. Ze vliegen dagelijks uit. Ze krijgen een warm badje nadat ze een wedstrijd gevlogen hebben. Ze krijgen de juiste voeding. Samengevat, ze worden verzorgd als echte atleten.’

Daar komt dan toch heel wat bij kijken.

‘Jazeker, de hokken worden dagelijks schoongemaakt. Ze krijgen steeds rond dezelfde tijd hun voeding. We observeren hen goed, zodat we meteen merken als ze zich niet goed voelen. Als ik mijn papa niet had om dit mee te ondersteunen, zou ik dit niet kunnen combineren met mijn voltijdse job. Gelukkig kan hij er ook van genieten en is hij er ondertussen even hard door gebeten als ik.’

Deze hobby neemt dan toch wel wat van je vrije tijd in. En dat voor zo’n jonge knaap als jij. 😉

‘Dat klopt. Na september,wanneer het seizoen gedaan is, kan ik pas op vakantie gaan. En dan moeten we ervoor zorgen dat er altijd iemand de duiven kan verzorgen. Maar ik doe het super graag, ik ben er echt door gepassioneerd en als je iets met passie doet, dan heb je het er voor over. Ook met een suffe kop op een zaterdagochtend kan ik wachten tot mijn duifjes vallen.’

Waar breng je je vrijdagavonden dan al eens door?

‘De Veemarkt ken ik redelijk goed. In café Den Aflaat of Het Wiel kan je me wel eens treffen met mijn vrienden. Vorige zomer heb ik uren doorgebracht in het Oud College. Dat vond ik een geweldige plek. Hopelijk komt er weer zo’n zomer aan.’

Een perfecte slotzin voor ons gesprek op een grijze, kille voorjaarsavond. Het laat alle opties open en verraadt een verlangen naar heerlijke zomertemperaturen met een zacht briesje. Geen te hevige windvlagen, want dan hebben Frederiks duiven te veel moeite om naar huis te vliegen. Cucurrucucu.

Tekst: Christa Motton
Foto’s: Annemie Verboomen