Werken aan de stad van morgen: een inclusief woonbeleid.

Op 28 januari verzamelde TienenTroef 10 experten voor een debat over wonen in Tienen. Vorige keer spraken we over het kwestbare groene evenwicht in de randgemeenten en het centrum. Vandaag gaat het over het nastreven van een sociaal evenwicht, ondersteund door verschillende woontypologieën.

10. Hoe is de sociale mix in Tienen? Hoe creëer je meer ruimte voor middenklasse in Tienen?

Patricia Booten: Er is een toenemende groei op onze wachtlijsten, met veel alleenstaanden. De inkomensgrens van de mensen in onze aanvragen is inderdaad aan het zakken. Op dit ogenblik is er weinig aandacht van het beleid voor deze toename. Het gaat nochtans in de eerste plaats over de Tienenaars zelf. Als ik kijk naar de cijfers die de Sociale Huisvestigingsdienst in bezit heeft, kunnen wij bijvoorbeeld een stijging zien van 10% allochtonen naar 15% allochtonen. Dat is, gezien de vluchtelingencrisis, toch onder het gemiddelde in vergelijking met andere steden.

Dirk Masquillier: Er is effectief een instroom vanuit Leuven naar Tienen. De zeer dure woningprijzen in Leuven zijn een trend die zich nog zal verderzetten. Tienen is zeker niet aan het verarmen, maar eerder aan het verrijken door de diversiteit, we zien ook dat er een groeiende instroom is van mensen die van over de taalgreens heen komen. De armoede in Tienen neemt daarnaast niet toe, of toch nog niet alleen in Tienen, niet in vergelijking met andere steden. Wel de achterstand in sociale behuizing. Maar daarvoor heeft de sociale huisvestingsmaatschappij onvoldoende mogelijkheden. Het lijkt mij dus belangrijk om een goede samenwerking op te zetten tussen immobiliën en het concept ‘bovenwinkelwonen’ die meer woningen in de stad creëert.

We moeten stoppen met bang te zijn dat Tienen straks de stad van de armoede gaat zijn. Dat imago strookt niet met de werkelijkheid.

De kinderarmoede neemt wel toe, wonen wordt voor gezinnen steeds duurder. Denk maar aan de energiekosten. Dit moet de inzet zijn van je sociaal beleid, hierin ligt een erg belangrijke opdracht voor de stad. Maar we moeten stoppen met bang te zijn dat Tienen straks de stad van de armoede gaat zijn. Dat imago strookt niet met de werkelijkheid.

Michel Dewolfs: We dienen inderdaad zwaar in te zetten op energiekosten. De ‘recycling’ van sociale woongelegenheden moet een ‘upcycling’ worden.

CON_PPTienen_01
Bron: http://www.bimplan.be/projects/park-passionisten-tienen, nieuwe woonzorgwijk in Tienen.

Tom Raes: Qua sociale huisvestiging is Tienen niet slecht bezig, beter dan de algemene cijfers. Er is een juiste taakstelling. Men moet echter vooral nadenken naar de manier waarop sociale huisvestiging georganiseerd wordt. Durven om het kleinschalig te houden, ook in het centrum. De sociale huurkantoren inschakelen als partner. Durven inzetten op die markt. Men moet stoppen met zich te focussen op die middenklasse, die komt er wel maar je moet niet denken dat je het enkel daar mee gaat trekken. Elke stad wil een sterke middenklasse met tweeverdieners, maar ze vissen allemaal in dezelfde vijver.

Arnout Vandenbossche: Er zijn ook de juiste sociale woningen nodig, verschillende woontypologieën. Elk project moet een sociaal luik hebben ingebouwd. Zo overstijg je niet de draagkracht van een kleine centrumstad. Qua cijfers is Tienen een normale stad, je moet inderdaad niet krampachtig vragen naar die middenklasse. Veel is reputatie die niet klopt.

Christophe Ombelet: Hier ligt ook een belangrijke opdracht voor de architect: creatiever durven zijn in sociale woningbouw. Het moet niet die typische ‘sociale blok’ zijn want de middenklasse vindt het dan ook niet fijn om in die buurt te wonen. En net die verhoudingen moeten beter kunnen zodat je geen ‘arme’ buurten in een stad creëert.

Tom Roovers: Er zijn vroeger veel appartementsblokken gebouwd in Tienen, wat zorgde voor een toename van de vergrijzing. Daar is wel een stop op gezet.

De beleving van de stad is de beste stimulans om jonge mensen aan te trekken.

Guy Van De Velde: Wij moeten inderdaad vermijden om mee te doen aan de installatie van de vergrijzing. Je moet je project ‘breed’ plannen, daarom moet het woningaanbod gemengd worden. Het is moeilijker om jeugd aan te trekken, dat hebben we ook vastgesteld in Leuven. Om jonge gezinnen aan te trekken, moet je dat de tijd geven en dat komt ook voort uit de beleving die je aan het project toevoegt. De beleving van de stad is de beste stimulans om jonge mensen aan te trekken.

Bron: http://www.matexi.be/en/projects/vlaams-brabant/tienen-t-lycee, nieuwe woonbuurt in Tienen.

Moderator: om al voor een overgang te zorgen naar de volgende vraag, welk profiel heeft de koper in Tienen?

Christophe Ombelet: Voor de aankoop van een appartement: het oudere publiek in en rond Tienen tot en met Boutersem. Voor een woning eerder de tweeverdieners regio Leuven, Brussel, en verder. We proberen de jongeren wel aan te trekken met onze duplexen, maar we merken op dat deze groep meer op zoek is naar een woning, dus dat maakt het voor ons moeilijker verkoopbaar. Ik ben van mening dat grondgebonden duplexen met tuin dus de toekomst is  om ook deze groep op een kleine woonoppervlakte te laten wonen. Maar een duplex verkoopt moeilijk: een grotere kost, een grotere oppervlakte maar het is toch geen huis en heeft ook niet alle kamers op eenzelfde etage. Daarnaast zijn er woningen genoeg om te renoveren wegens de vergrijzing, in vergelijk met de schaarsheid aan woningen die te koop staan in centrum Leuven.

Michel Dewolfs: Leuven heeft ook een heel ander publiek. Er is een duidelijk inkomensverschil. De groep alleenstaanden met kinderen heeft het het moeilijkst: ze moeten ruim wonen, met een beperkt inkomen.

Arnout Vandenbossche: Er moet ook anders worden omgegaan met duplexen.

Guy Van De Velde: Daar ben ik het mee eens, want wij merken dat die grondgebonden duplexen wel werken.

Vincent Van Den Broecke: Het stedenbouwkundig beleid moet hier beter mee om kunnen gaan, door het aan bouwlagen gelijk te schakelen aan het aantal woonlagen. (nvdr. er gelden bouwkundige restricties op gebied van het creëren van duplexen, vaak mag dit enkel onder de nok en niet beneden waar er mogelijkheid is tot verbinding met een buitenruimte. )

Arnout Vandenbossche: Er is een andere typologie nodig, je moet duplexen (kunnen) verkopen als rijwoningen. Je kan zorgen voor woonruimtes die meegroeien met de bewoners en met de noden van het moment. Bijvoorbeeld een duplex + appartement, waarbij het appartement kan verhuurd worden, die ruimte kan later gebruikt worden door de studerende/samenwonende kinderen, voor de inwonende ouder,… . Het is de taak van de stad om dit mogelijk te maken.

Transcriptie: Evy Ceusters, Kim Rutten, Alain Van Den Broecke

Foto uitgelichte afbeelding: Kobe Declerck