Dagboek

dagboek

“Van dag tot dag opschrijven wat er gebeurt, dat zou het beste zijn. Een dagboek bijhouden om greep op de werkelijkheid te krijgen.” Zo begint Jean Paul Sartre in 1938 zijn roman ‘La Nausée’, de Walging. Ik zie jullie nu al fronsen. Sartre? Ga je ons daar mee lastig vallen? Dat is wat de laatste bladzijde van dit magazine nodig had; wat literair snobisme. In deze tijden van sociale media had ik enkel nog de sarcastische ‘eye-roll emoji’ moeten toevoegen. Maar niet getreurd. Geen existentialistisch traktaat over de zinloosheid van je bestaan vandaag. Wel deze vraag: Doe jij dat nog? Een dagboek bijhouden? Dat fascineert me. Een dagboek om greep op de werkelijkheid te krijgen. En hoewel we misschien denken dat het afgelopen jaar weinig opleverde dat dagboekwaardig is, wil ik graag het tegendeel verdedigen. Het is wanneer we helemaal zijn teruggeworpen op onszelf, in lockdownmodus geïsoleerd, ontnomen van sociale diversies en op een streng contactdieet staan, dat we worden geconfronteerd met onze diepste zielenroerselen en meest duistere demonen. Het enige wat we nodig hebben is een schrijfstok en maagdelijk perkament. Heb jij een coronadagboek bijgehouden? Online for all to see? Veilig in een gecodeerd bestand op je laptop? Met een vierkleurenpen handgeschreven in zo’n schriftje met mini-hangslot? Zijn we niet verplicht aan ons nageslacht om over dertig jaar bij de vuurkorf passages voor te lezen uit het Danteske jaar 2020? Over de angst. Over de losgeslagen pendule tussen collectieve verantwoordelijkheid en individuele vrijheid.  Over de rellen en de rouw. Over Marc Van Ranst. Belangrijker nog: over hoe we er zijn doorgekomen. Met open mond luisteren de toehoorders hoe de gewone mensen van deze bijzondere stad een slotzin schreven aan hun grootste beproeving en hoe ze de bladzijde omkeerden. Schrijf, lieve stadsgenoten. Bedenk nu al een mooi einde. Het boek is bijna klaar. In 1947 schreef Gerard Reve in “De Avonden” deze laatste zin in zijn boek: “Alles is voorbij,” fluisterde hij, “het is overgegaan. Het jaar is er niet meer. (…) Ik ben levend. Ik adem, en ik beweeg, dus ik leef. Is dat duidelijk? Welke beproevingen er ook komen, ik leef.” Hij zoog de borst vol adem en stapte in bed. “Het is gezien,” mompelde hij,”het is niet onopgemerkt gebleven.” Hij strekte zich uit en viel in een diepe slaap.

Auteur: Alain Van Den Broecke

Foto: Unsplash