Tierlemontse nachten: Het Nachtorakel (deel 2).

U heeft de hoop op een vernoembare sportieve carrière net als 95% onzer soort der proletariërs reeds opgegeven, maar wenst desalniettemin deelachtig te blijven aan de gemeenschap die door een kleefmiddel op basis van holbewonercompetitiviteit en een selectieve strijd met de weegschaal aan elkaar blijft geklonterd? De Tiense Nacht is uw vriend.

Een atletisch lichaam is immers niet langer een onontbeerlijke factor om zich sportief te wanen, tenminste, een avondje rillen op de tribune van het Houtemveld laat wat dit betreft weinig aan de fantasie over. Gehuld in duisternis en sterrenspinsels zinkt uw Nachtorakel deze week neer op deze troon voor musculair minderbedeelde supporters. Het voornemen om van 9 tot 10 in de avondspits hier de bankjes te komen slijten, kent zijn oorsprong in een weddenschap die ik tijdens een thermisch gunstiger seizoen met mezelf afsloot onder het mom van ‘wat zou die sterrenhemel er mooi uitzien als je hier alleen zit’. Tegen de achtergrond van een denkbeeldige Grease soundtrack zag ik mezelf in gezelschap van de nacht de ultieme rust terugvinden, gezeten op een ijskoude zitting die zonder twijfel een endeldarmontsteking in het vooruitzicht stelde. Want toegegeven: het is een makkelijke denkpiste om in de veronderstelling te leven dat de Tiense nacht slechts in warmte en drukte (welke drukte?) doorgebracht kan worden. Nachten onder het Tiense gesternte hoeven lang niet zo voorspelbaar en doorjeukt van ‘pintje, kriekske of Duvelke’ te zijn als de realiteit ons leert. Na jaren van klassieke Veemarkttaferelen snakte deze karamellenverzenleurster, uw Nachtorakel, naar een inheemse safari bij maanlicht. Urban exploring op z’n nachtelijks en zonder kraakpand, zo u wil. De eerlijkheid gebiedt me hierbij te vermelden, dat ergens in mijn achterhoofd de hoop rijpte getuige te mogen zijn van ‘Virgin Suicides’-scènes van geslachtsrijpe zeventienjarigen op een rugbyterrein, gesteld dat deze in Tienen voorhanden zijn uiteraard. Voortplanting is geen evidentie voor ons brave suikerclubje, dat door jarenlange blootstelling aan zoete dampen immuun werd voor zeemzoete kaarsenromantiek en zelfs cafésensualiteit niet met dezelfde appreciatie beschouwt als eenieder die buiten ons grondgebied gehuisvest is. Sportterreinen zijn derhalve zo mogelijk de perfecte plek om jeugdige feromonen tot ontkalking te zien komen, gesteld dat Jeffrey Eugenides zijn ‘virgins’ niet in magisch realisme liet rondlopen. We dwalen af.

In een nachthemd doordrenkt van koude rillingen en puberale rebellie krabbel ik de trapjes van de tribune op. Het beeld van een ‘Stairway to heaven’ is niet ver weg, het lijkt wel of je bij de minste beklimming een andere wereld tegemoet gaat. Een hoogteverschil van 2 meter brengt een mens al in hogere sferen, zij het gekleurd door hoogtevrees of grootheidswaanzin. Hoogteverschillen lijken de mens bovendien vreemd genoeg tot bijzondere scènes te dwingen, die we onder geen beding onder normale, nuchtere omstandigheden tot uitvoering zouden brengen. De lijst is lang en divers, gaande van het ter hemel heffen van Simba in ‘De Leeuwenkoning’, de armspreiding van ene Rose op een later kapseizend schip, tot het dansen van menig uwer vrienden op een tafel, zo even voorbij middernacht, op een tot hunner scha en schande fotografisch rijkelijk gedocumenteerde vrijgezellenavond. Ook ik blijf niet gespaard van het ‘ik sta hoog en moet wat bijzonders doen’ gevoel, en maak me schuldig aan het uitstorten van een onbeantwoorde echokreet richting voetbalveld, tot grote vreugde van alle onzichtbare zombie-atleten beneden in de arena. Onder het wegrijden van de laatste auto’s verandert deze tribune van het leven gaandeweg van een plek die bedoeld is om de sportievelingen op de piste toe te juichen, naar een eretribune waar een Romeinse keizer gratie verleent aan elkeen die zich niet door een leeuw liet verslinden. Een plek waar een duimpje omhoog nog niet gedevalueerd was tot een teken van approbatie op een platform voor gematigd exhibitionisten, maar het verschil tussen leven en dood in zich droeg. Instant machtsgevoel, gratis en voor niets, en het is nog maar kwart na 9.

Er zijn heel wat soort achtergrondgeluiden die prima tegen de achtergrond van een sportterrein in sterrenkledij zouden passen, bedenk ik me dan. Het zal vast wel in de richting van een versterkte huidige emotionele sfeer gaan, zoals de vredespijprokers in ons midden zullen beamen. Wat je voelt, angst, vreugde, onzekerheid, versterkt zich dan door het vergrootglas dat je over je mentale voetafdruk van dat moment buigt. We zijn in die zin allemaal stiekem atmosferische caleidoscopen, tovenaars van ons eigen geluk. Je leeft zo surreëel als je zelf toelaat, en al helemaal als je in je eentje die lege vlakte aanschouwt en beeldgewijs opslurpt in je door inflatie getekende geheugen. Als deze nacht mijn leven mocht zijn, dan plakte ik er iets van de jaren ’90 tegenaan, iets van je ‘Ok Computer’, koudeproof. Is dit een plek voor nostalgie? Allesbehalve. Van verveling die uitmondt in oeverloos gebazel? Zeer zeker. Blijven praten, vooral blijven praten, geen medelijden tonen met die stilte. Je regeert de vlakte, regeer het zoals je nooit eerder gedaan zou hebben.

Overlevingszin bij duisternis komt al gauw in de buurt van de schichtigheid van een konijn bij het verlaten van zijn pijp. Ogen, oren, alle sensoren in de aanslag, behoedzaam voor gruweldaden die op het punt staan ons te overkomen, maar bij gebrek aan dramatiek in dit leven slechts anderen te beurt zullen vallen. Je wacht op loslopend wild. Zit er iemand op het dak? Iemand klimt de trap op, de iemand die je wil zien is overal. Koude is je beste vriend, naast de piste, nooit had je een betere beschermheer die elke aanwezigheid van buitenaf wegbande. Edoch haalt mijn schrale kippenlijf het van de vrieskoude, terug naar huis kerende met de triomfantelijkheid die doorgaans door 8-jarige hockeyspeelsters gesmaakt wordt na het afmaken van de ‘waardige tegenstander’ die ze genadeloos in het zand lieten bijten tijdens hun eerste tornooi. De geur van zweet en superioriteit doorworstelt mijn luchtwegen, mijn huid schreeuwt naar compensatie voor de ondergane nachtlucht. Op naar de volgende weddenschap die me een glimlach bij het schaapjestellen oplevert.

 

Auteur: Nele Sterkendries